zaterdag 4 september 2010

Praat met hangjongeren


Roanne van Voorst, journalist en antropologe, heeft een interessant boek ("Jullie zijn anders als ons") geschreven over hangjongeren.

Zij geeft terecht aan dat in het debat rond integratie vooral over (Nederlands Marokkaanse) hangjongeren wordt gesproken, maar heel weinig met hen.
We hebben daarnaast ook een stereotiep beeld van hen: een Marokkaanse jongen die zijn capuchon over zijn ogen trekt en die ’Rot op!’ zegt.
Veel belangrijker is echter om te weten waarom hij rondhangt, overlast veroorzaakt en niet naar school gaat.

Daarnaast worden er heel veel rapporten geschreven over integratie, die overigens volgens haar aangeven dat het helemaal niet zo slecht gaat met de integratie in Nederland. Het schijnt echter gewoon drie generaties te duren voordat mensen volledig zijn geïntegreerd, de taal goed spreken en de achterstanden hebben ingehaald.
Op een gegeven moment besloot Roanne die hoofdrolspelers in zelf op te gaan zoeken. Ze voerde gesprekken met ze, ging met ze mee naar bijvoorbeeld hun school en probeerde zo meer te weten te komen over hun leefwereld.
Ze heeft zich overigens in diverse groepen minderheden verdiept, zoals Marokkanen, Turken, Antillianen, maar ook Chinezen en Polen.
Wat haar daarbij opviel is dat het met de Molukkers niet goed gaat: de derde generatie doet het slechter dan hun ouders. Ze zijn erg boos en hebben een anti-Nederlands sentiment. Ze waarschuwt dat dit met de Marokkanen ook kan gaan gebeuren.
Naar haar beleving is het belangrijk dat het integratiebeleid minder een ad-hoc karakter krijgt en moet loskomen van de focus op de cultuurlijn.
In Trouw staat dit citaat van de schrijfster: "We zitten veel te veel op die cultuurlijn, de gedachte dat hun geloof of hun culturele achtergrond de oorzaak is van het probleemgedrag en dat het agressieve gedrag nu eenmaal in hun cultuur zit gebakken. De oplossingen op cultuurgebied, zoals het houden van buurtbarbecues, lijken mij niet goed. Die subsidies zijn weggegooid geld. Ik denk dat die jongeren veel meer geholpen zijn met ouderwets sociaal-economisch beleid, gericht op onderwijs en arbeidsmarkt. Heel unsexy, maar wel effectief."
Ook het volgende citaat in Trouw is het vermelden waard: "Wat me bij dat onderzoek opviel was dat onze eisen per groep zo verschillend zijn. Chinezen vinden we nog steeds exotisch en enig. We vinden het prima dat zij zo geïsoleerd leven. Ik sprak een lesbisch meisje van Chinese afkomst en die heeft exact dezelfde problemen als een homo-Marokkaan. Crimineel zijn ze ook. Zij doen aan mensenhandel, maar daar hebben we geen last van, dus dat geeft niet. In Amsterdam staan soms op straatborden ook Chinese tekens: vinden we prachtig. Zet op zo’n bord een straatnaam in Arabische tekens en Wilders heeft er weer een paar zetels bij."
In Gouda pakken we de problematiek aan door een persoonsgerichte aanpak en vinden we het o.a. erg belangrijk dat de jongeren naar school gaan. De gezinsmanager heeft daar bij overlast gezinnen ook goed oog voor.
Roanne van Voorst geeft echter wel stof tot nadenken, zowel voor de landelijke als de plaatselijke politiek.

1 opmerking:

Buddy zei

Heb een tijd als jongerenwerker gewerkt, en heb dit boek gelezen, vind het diep en diep slecht.